Als nucleair geneeskundige maak je met behulp van radioactieve stoffen foto’s van het lichaam. De foto’s die je maakt zijn van een te onderzoeken plek of fysiologisch proces in het lichaam. Aan de hand van deze beelden kun je een diagnose stellen. Je interpreteert dus veel beeldvormend onderzoek. Daarnaast geef je therapieën en werk je samen met een team van laboranten en met collega's van andere specialismen in het ziekenhuis.

Sinds 2016 is de specialistische vervolgopleiding Nucleaire Geneeskunde samengegaan met Radiologie. Hierdoor zul je aan het eind van de opleiding nucleair radioloog zijn en dus ook met echografie, röntgen en MRI kunnen werken en diagnosticeren.

Als nucleair geneeskundige onderzoek je mensen met behulp van radioactieve stoffen. Dit onderzoek verricht je op verzoek van een specialist die vermoedt dat de patiënt een bepaalde aandoening heeft. Bij dit onderzoek maak je gebruik van een radioactieve vloeistof die ingespoten wordt. Met deze stof wordt een afbeelding gemaakt van de onderzochte plek. Zo’n afbeelding heet een scintigram. 

Een voorbeeld: de specialist vermoedt dat iemand met kanker uitzaaiingen naar het bot heeft. De botombouw (de vervanging van oude door nieuwe botcellen) is verhoogd op plekken waar kankercellen aanwezig zijn. Als nucleair geneeskundige onderzoek je of dit het geval is door een bepaalde radioactieve vloeistof in te spuiten die de mate van botombouw op de gammacamera zichtbaar maakt. Vervolgens bekijk je of er op bepaalde plekken een verhoogde aanwezigheid van deze radioactieve stof aanwezig is. Als dat zo is, betekent dit dat de uitzaaiingen met behulp van deze radioactieve stof zijn aangetoond. Je bepaalt dan ook of er eventueel aanvullende foto’s nodig zijn. 

De gammacamera, of soms ook scintillatie-camera genoemd, is het apparaat waarmee foto’s gemaakt worden van het te onderzoeken orgaan dat door de radioactieve straling zichtbaar is gemaakt. Het maken van zo’n foto duurt soms maar tien minuten. Afhankelijk van de complexiteit van het onderzoek kan dat tot twee uur oplopen. Die foto wordt overigens niet door de nucleair geneeskundige gemaakt, maar door de laborant die veel werk uitvoert dat bij het onderzoek hoort. 

Naast dit diagnostisch onderzoek kun je als nucleair geneeskundige ook therapie geven. Daarbij kun je denken aan een jodiumbehandeling waarmee je bijvoorbeeld schildklierkankercellen kapotstraalt die na een operatie zijn achtergebleven. 

In dit vak krijg je te maken met patiënten van alle leeftijden en met allerlei soorten aandoeningen. Je zult echter in vergelijking met andere specialisten niet veel persoonlijk contact hebben met je patiënten. Je spreekt ze even voordat je de radioactieve vloeistof voor therapie of diagnostiek inspuit. Het grootste deel van de dag houd je je bezig met het diagnostisch onderzoek. Je bepaalt welke onderzoeken door de laboranten uitgevoerd moeten worden, analyseert de resultaten, legt deze vast in een verslag en pleegt overleg met andere specialisten.

Om nucleair geneeskundige te worden moet je zeker geïnteresseerd zijn in de bêtawetenschappen, want binnen jouw vakgebied ben je voornamelijk met onderzoek op basis van die wetenschappen bezig. Een kritische houding en precisie zijn belangrijke eigenschappen. Je moet er namelijk zeker van zijn dat de uitslag van het onderzoek de juiste is en je mag daarom niets zomaar voor waar aannemen. De specialist die het onderzoek heeft aangevraagd zal zijn behandelmethode immers mede bepalen aan de hand van de resultaten van jouw onderzoek. 

Je moet je realiseren dat je relatief weinig contact hebt met patiënten. 

Voor het aansturen van je team en overleg met behandelaars moet je over goede praktische en organisatorische vaardigheden beschikken.

Een studie tot nucleair geneeskundige duurt al met al tien jaar. Een leergierige houding en flink wat nieuwsgierigheid zal je wel nodig hebben om die tien jaar af te kunnen ronden.

Je krijgt te maken met allerlei soorten aandoeningen die onder uiteenlopende medische specialismen vallen. Kennis van andere medische disciplines is dan ook niet te missen binnen dit beroep. Je moet er dus van houden je zeer breed te oriënteren.

Kortom, wat je nodig hebt is:

• interesse in de bêtawetenschappen
• precisie en een kritische blik
• organisatorische vaardigheden
• nieuwsgierige en leergierige houding
• bereidheid je breed te oriënteren

Gratis loopbaanadvies Sterk in je werk 
Wil je meer inzicht of dit beroep bij je past? En ontdekken wat jouw sterke punten zijn? Vraag een gratis loopbaangesprek aan via www.sterkinjewerk.nl.